Door Jeroen Bootsman - Als het slot van een spannende Scandinavische misdaadserie kwam zaterdagavond het Eurovisie Songfestival tot een apotheose. Zoals verwacht zegevierde Loreen – voor de tweede keer na de victorie van Euphoria in 2012 – overtuigend namens Zweden met het pakkende Tattoo, maar de voorspelde monsterzege bleef uit. Kenners gingen uit van een tweestrijd tussen Zweden en Finland, maar uiteindelijk bleef Finland lang achter want de vakjury’s waren niet zo gecharmeerd van het circusspektakel van ‘groene hulk’ Käärijä en zijn zuurstokroze dansers.
De tekst gaat hieronder verder.
Loreen
Loreen ontving 340 vakjurypunten, bijna tweehonderd meer dan haar Finse concurrent, die als publiekslieveling wel de meeste televotepunten naar zich toe wist te trekken. Derhalve wist Finland dan ook de eerste halve finale, waarin de vakjury’s met ingang van deze editie geen stem meer hebben, te winnen. Zweden werd daarin tweede. Mijn conclusie: het eindklassement is een momentopname, geheel en al afhankelijk van het gehanteerde puntensysteem. Er zijn enkele edities geweest waarin de ranglijst van zowel de halve finales als de finale uitsluitend door het publiek werd bepaald.
Zo waren er in 1969 na afloop van de puntentelling maar liefst vier landen met achttien punten, waaronder Lenny Kuhr met De Troubadour namens Nederland. En dat op een totaal aantal deelnemers van zestien landen. Blijkbaar had niemand ooit gedacht dat meerdere landen gelijk zouden kunnen eindigen, dus kondigde de notaris van dienst die avond aan dat er vier winnaars waren.
De tekst gaat hieronder verder.
Aangepast systeem
Dat nooit meer, zal de EBU gedacht hebben. Dus werd het systeem aangepast. En dat moest tot dusver één keer worden toegepast toen in 1991 Zweden en Frankrijk beiden 146 punten boekten. Beide landen hadden evenveel keer twaalf punten ontvangen, maar Zweden net wat meer tien punten, en dat gaf de doorslag in het voordeel van Zweden. Op basis van deze regels had Lenny Kuhr in 1969 gewonnen, want Nederland ontving als enige land één keer zes punten.
Ook de uitslag van dit jaar laat maar weer eens zien dat het oordeel van de publiek- en vakjury’s behoorlijk uiteen kan lopen. In een poging tot het laatst toe spannend te houden welk land er gaat winnen, worden eerst de punten van de vakjury’s verdeeld. Daarna maken de presentatoren per land bekend hoeveel punten zij in totaal (dus van alle stemmende landen bij elkaar opgeteld) van de televoters ontvangen. Een gouden greep, want het komt inderdaad de spanning ten goede.
De tekst gaat hieronder verder.
Zwaar teleurstellend
Ook dit jaar blijkt maar weer eens dat geen peil valt te trekken op wat bij de jury’s in de smaak valt. De bookmakers hadden het wat de top betreft ook dit jaar weer bij het juiste eind. Maar de kwaliteitsbijdrage uit Spanje, vooraf hoog ingeschat, die het in elk geval van de vakjury’s had moeten hebben, stelde met een zeventiende plaats zwaar teleur. Zangeres Blanca Paloma bracht een lied met onmiskenbaar Spaanse invloeden. En laat het bij de start van het songfestival nou juist de bedoeling zijn geweest dat landen iets van hun eigen taal en cultuur in de liedjes tot uiting zouden brengen. Een aspect dat vandaag de dag niet automatisch op een hoge waardering kan rekenen. Italië – dat eigenlijk op elke editie een fantastische score boekt met vrijwel altijd een authentiek geluid, kwam daar met een vierde plaats nog het dichtste bij. Andere landen waarvan de liedjes nog enig folklorisme verraadden, weliswaar vaak dik aangezet met elektronische piepjes en bliepjes, eindigden met uitzondering van het Tsjechië, in het rechterrijtje op het scorebord. Zo viel ook het behoorlijk kansrijk geachte Frankrijk ver buiten de top tien. Noch de publieksjury, noch vakjury viel voor zangeres La Zarra, die toch een wat statische vertolking van een middelmatig nummer weggaf.
Daarentegen deed België het weer behoorlijk goed met een zevende plaats voor wat waarschijnlijk de meest ‘roze’ bijdrage van de avond was. Zanger Gustaph begon zijn songfestivalavontuur vanuit een underdogpositie bij de bookmakers, maar werd in aanloop naar het festival steeds populairder. Toch betaalde zich dat niet echt uit in publiekspunten. De vakjury’s hadden meer over voor een dansbaar nummer om de zaal mee te krijgen. Die verwachtingen waren vooraf ook wel gewekt, maar de act kwam uiteindelijk toch wat lauw over, mogelijk omdat Gustaph bang was dat zijn cowboyhoed van zijn hoofd zou vallen als hij te uitbundig zou gaan dansen. Hetgeen als aardige gimmick het geheel naar een wat hoger plan had kunnen tillen. Evengoed is het een resultaat waar Vlaanderen blij mee kan zijn, want zo hoog komen ze niet vaak. Wallonië – dat volgend jaar weer aan de beurt is – doet het bijna altijd beter.
Ook van Oostenrijk werd het nodige verwacht, maar het damesduo stelde vocaal teleur en dan is de tekstuele inzet van horrorschrijver Edgar Allan Poe niet toereikend. Het repeterende ‘Poe Poe Poe’ had moeten bijdragen aan een hoge notering, maar meer dan een vijftiende plaats zat er niet in. Estland, dat samen met Spanje en Italië de meeste vocale kwaliteit in bracht, deed het met een compositie van Wouter Hardy, medeverantwoordelijk voor Arcade, aanmerkelijk beter. Mede dankzij de uit zichzelf spelende piano bereikte zangeres Alika de achtste plaats met Bridges.
Oekraïne bracht ook een nummer dat onmiskenbaar door de oorlog in eigen land was beïnvloed
Teleurstellend was de twintigste plek voor het pacifistische Watergun van de sympathieke zanger Remo Forrer, de bijdrage van Zwitserland. Oekraïne bracht ook een nummer dat onmiskenbaar door de oorlog in eigen land was beïnvloed. Een goed nummer dat gek genoeg de vakjury’s niet echt kon bekoren, maar dankzij de stemmen van het publiek toch nog een zesde plaats wist in te nemen. De nauwelijks zingende, maar vooral prevelende Luke Black wist met zijn met klinisch synthesizergeluid vormgegeven verhaal over hoe hij zich tijdens de coronapandemie van de rest van de wereld geïsoleerd voelde, de vakjury’s en televoters niet voor zich te winnen. Hij werd twee na laatste.
De zanger van de Duitse band Lords of the Lost verklaarde als kind al fan van het songfestival te zijn omdat het niet alleen om de muziek, maar ook om de show er om heen draait. Wat mij betreft legt hij daar de vinger op een gevoelige plek, want de gouden jaren van het festival waarin bombarie, poeha en spektakel ver uit het zicht waren zijn voorgoed voorbij. Het orkest is rond de eeuwwisseling in de ban gedaan. In de plaats daarvan werd het songfestival een clipfestival. Duitsland kwam er overigens bekaaid van af. Ondanks het showelement eindigden onze oosterburen voor het vierde achtereenvolgende jaar helemaal onderaan.
De tekst gaat hieronder verder.
Norton als presentator
Ook treurig om is dat het gastland dat vorig jaar een tweede plaats haalde, nu weer terug bij af lijkt. Maar Mae Mullers liedje was dan ook ondermaats en eindigde als voorlaatste. Ook niet erg geslaagd vond ik de inzet van Graham Norton als presentator. Zijn reputatie als eersteklas grappenmaker werd in het strakke Eurovisie-format niet uitgebuit. Daarbij was het ook geen gelukkige keuze om hem én commentaar te laten leveren én een rol als gastheer te geven. Een gemiste kans. De fans kijken nu al reikhalzend uit naar volgend jaar, in de hoop dat de Zweedse omroep voor de derde keer de razend populaire comédienne Petra Mede als presentator zal inzetten.