Als openbaar vervoer-kluns kijk ik afgunstig naar al die ervaren Thomas Cooks die me op het treinstation met kwieke tred inhalen of, erger nog, een stap opzij doen om me te passeren alsof ik een hinderlijk obstakel ben. In de treincoupé heb ik nog jaren zogenaamd nonchalant in meegenomen tijdschriften gebladerd, zelfs toen dat al helemaal 'uit' was. Op den duur pakte ook ik mijn iphone, want die heb ik ook, hoor mensen!

Het is niet druk in de trein als er een meisje tegenover me gaat zitten dat alles heeft wat mij zo smartelijk ontbeert: ze is jong, mooi en bovenal heel dun. Als ze gaat zitten neemt ze slechts tien centimeter in beslag. Uit ieder oor verdwijnt een wit draadje naar haar hippe grote tas. Relaxed pakt ze er een laptop uit en zet die op haar schootje. Turend naar het scherm voelt ze weer in de tas en eet even later een broodje gezond. Gefascineerd kijk ik toe.

Zomaar zou een natte tomaatschijf van mijn broodje in de schoot van mijn buurman belanden

In haar plaats zou ik bang zijn dat ik plotseling meezing met de dopjes in mijn oren, of gewurgd wordt door die witte draadjes. Zomaar zou een natte tomaatschijf van mijn broodje in de schoot van mijn buurman belanden. Zo niet bij deze Dunnie die alles tegelijk kan.
De grote tas rinkelt. Kalm scrollend, dopjes in haar oren, broodje in de hand, tast Dunnie naar haar telefoon. Elegant trekt ze aan één draadje waardoor het dopje speels uit haar oor plopt. Tegen de beller zegt ze: 'Leuk je te horen, ik zit toch te niksen in de trein.'